write
(v)
(receipt)
|
uitschrijven
(v)
(receipt)
|
written
write
write
wrote
wrote
write
|
uitgeschreven
schrijven uit
schrijft uit
schreven uit
schreef uit
|
write
(v)
(correspond)
|
schrijven
(n)
(v)
(correspond)
|
written
write
write
wrote
wrote
write
|
geschreven
schrijven
schrijft
schreven
schreef
|
write
(v)
(correspond)
|
corresponderen
(v)
(correspond)
|
written
write
write
wrote
wrote
write
|
gecorrespondeerd
corresponderen
correspondeert
correspondeerden
correspondeerde
|
write
(v)
(receipt)
|
schrijven
(n)
(v)
(receipt)
|
written
write
write
wrote
wrote
write
|
geschreven
schrijven
schrijft
schreven
schreef
|
write
(v)
(correspond)
|
briefwisseling voeren
(v)
(correspond)
|
write
(v)
(general)
|
schrijven
(n)
(v)
(general)
|
written
write
write
wrote
wrote
write
|
geschreven
schrijven
schrijft
schreven
schreef
|