Tax — translation English Dutch. Translate Tax into Dutch

tax (n) (taxes)	douaneheffing (f) (n) (taxes)
tax (n) (taxes)	tol (m) (n) (taxes)
tax (n) (taxes)	belasting (f) (n) (taxes)
tax (n) (effort)	druk (m) (n) (effort)
tax (n) (effort)	last (m) (n) (effort)
tax (v) (taxes)	belasten (n) (v) (taxes)
taxed tax tax taxed taxed tax	belast belast belasten belastte belastten
tax (v) (effort)	veel vergen van (v) (effort)
tax (v) (patience)	zwaar op de proef stellen (v) (patience)
tax (v) (patience)	hoge eisen stellen aan (v) (patience)
tax (v) (taxes)	een belasting heffen (v) (taxes)
tax (v) (taxes)	belastingen opleggen (v) (taxes)

Tax examples26 examples found

capitation tax	hoofdelijke belasting
death tax	successierecht
direct tax	directe belasting
estate tax	successierecht
excise tax	accijns
impose a tax	belasten
impose a tax	een belasting heffen
impose a tax	belastingen opleggen
income tax	inkomstenbelasting
indirect tax	indirecte belasting
levy a tax on	belasting heffen op
levy a tax upon	belasting heffen op
poll tax	hoofdelijke belasting
road tax	wegenbelasting
tax collector	belastingontvangster
tax collector	belastingontvanger
tax haven	belastingparadijs
tax return	belastingaangifte
tax shelter	constructie ter ontduiking van belasting
tax threshold	belastingsdrempel
tax-deductible	aftrekbaar
tax-deductible	aftrekbaar van de belastingen
tax-free	belastingvrij
value-added tax	belasting op de toegevoegde waarde
value-added tax	BTW
fuel tax	belasting op minerale oliën

Translate Tax into other languages

Tax — English Dutch translation11 translations found