succeed
(v)
(person)
|
slagen
(v)
(person)
|
succeeded
succeed
succeed
succeeded
succeeded
succeed
|
geslaagd
slaagt
slagen
slaagde
slaagden
|
succeed
(v)
(time)
|
volgen
(v)
(time)
|
succeeded
succeed
succeed
succeeded
succeeded
succeed
|
gevolgd
volgt
volgen
volgden
volgde
|
succeed
(v)
(trade)
|
welvaren
(v)
(trade)
|
succeeded
succeed
succeed
succeeded
succeeded
succeed
|
welgevaren
varen wel
vaart wel
voeren wel
voer wel
|
succeed
(v)
(achievement)
|
gelukken
(v)
(achievement)
|
succeeded
succeed
succeed
succeeded
succeeded
succeed
|
gelukt
gelukt
gelukken
gelukte
gelukten
|
succeed
(v)
(achievement)
|
slagen
(v)
(achievement)
|
succeeded
succeed
succeed
succeeded
succeeded
succeed
|
geslaagd
slaagt
slagen
slaagde
slaagden
|
succeed
(v)
(achievement)
|
goed gaan
(v)
(achievement)
|
succeed
(v)
(trade)
|
bloeien
(n)
(v)
(trade)
|
succeeded
succeed
succeed
succeeded
succeeded
succeed
|
gebloeid
bloeien
bloeit
bloeide
bloeiden
|
succeed
(v)
(time)
|
komen na
(v)
(time)
|
succeed
(v)
(achievement)
|
goed uitvallen
(v)
(achievement)
|
succeed
(v)
(trade)
|
gedijen
(v)
(trade)
|
succeeded
succeed
succeed
succeeded
succeeded
succeed
|
gedijd
gedijen
gedijt
gedijden
gedijde
|
succeed
(v)
(person)
|
succes hebben
(v)
(person)
|
succeed
(v)
(achievement)
|
lukken
(v)
(achievement)
|
succeeded
succeed
succeed
succeeded
succeeded
succeed
|
gelukt
|