Stick — translation English Dutch. Translate Stick into Dutch

stick (n) (wood)	stok (m) (n) (wood)
stick (n) (tree)	twijg (m) (n) (tree)
stick (n) (wood)	staf (m) (n) (wood)
stick (n) (tree)	tak (m) (n) (tree)
stick (v) (objects)	vastzitten (v) (objects)
stuck stick stick stuck stuck stick	vastgezeten zit vast zitten vast zat vast zaten vast
stick (v) (objects)	klem zitten (v) (objects)
stick (v) (cling)	kleven (n) (v) (cling)
stuck stick stick stuck stuck stick	gekleefd kleeft kleven kleefden kleefde
stick (v) (put)	steken (v) (put)
stuck stick stick stuck stuck stick	gestoken steken steekt stak staken
stick (v) (cling)	vastkleven (n) (v) (cling)
stuck stick stick stuck stuck stick	vastgekleefd kleven vast kleeft vast kleefden vast kleefde vast

Stick examples34 examples found

fish stick	visstick
make stick	doen standhouden
stick at	doorwerken aan
stick by	blijven steunen
stick by	trouw blijven
stick in one's memory	in het geheugen blijven
stick in one's memory	blijven hangen
stick in one's memory	bijblijven
stick in one's memory	heugen
stick insect	wandelende tak
stick one's nose in	zich inlaten met
stick one's nose in	zijn neus steken in
stick one's nose in	zich moeien met
stick one's nose in	zich bemoeien met
stick out for	er alles op zetten om te krijgen
stick out one's tongue	zijn tong uitsteken
stick to	trouw blijven aan
stick to	vasthouden aan
stick to	blijven bij
stick to	blijven bij
stick to one's principles	trouw blijven aan zijn principes
stick to the point	bij het onderwerp blijven
stick to the rules	zich aan de regels houden
stick together	samenkleven
stick up	overvallen
stick up for	in de bres springen voor
stick up for	het opnemen voor
stick-in-the-mud	conservatievelinge
stick-in-the-mud	conservatieveling
stick-on	zelfklevend
swizzle stick	roerstokje
walking stick	rotting
walking stick	wandelstok
dipstick	peilstok

Translate Stick into other languages

Stick — English Dutch translation9 translations found