return
(n)
(event)
|
terugkeer
(m)
(n)
(event)
|
return
(n)
(banking)
|
rendement
(n)
(n)
(banking)
|
return
(n)
(banking)
|
opbrengst
(f)
(n)
(banking)
|
return
(n)
(trade)
|
teruggave
(m)
(n)
(trade)
|
return
(n)
(trade)
|
terugzending
(f)
(n)
(trade)
|
return
(n)
(returns)
|
winst
(f)
(n)
(returns)
|
return
(n)
(returns)
|
opbrengst
(f)
(n)
(returns)
|
return
(v)
(objects)
|
teruggeven
(v)
(objects)
|
returned
return
return
returned
returned
return
|
teruggegeven
geven terug
geeft terug
gaf terug
gaven terug
|
return
(v)
(movement)
|
terugkomen
(v)
(movement)
|
returned
return
return
returned
returned
return
|
teruggekomen
komen terug
komt terug
kwamen terug
kwam terug
|
return
(v)
(visit)
|
beantwoorden
(v)
(visit)
|
returned
return
return
returned
returned
return
|
beantwoord
beantwoordt
beantwoorden
beantwoordden
beantwoordde
|
return
(v)
(compensate)
|
vergoeden
(v)
(compensate)
|
returned
return
return
returned
returned
return
|
vergoed
vergoeden
vergoedt
vergoedde
vergoedden
|
return
(v)
(compensate)
|
goedmaken
(v)
(compensate)
|
returned
return
return
returned
returned
return
|
goedgemaakt
maken goed
maakt goed
maakten goed
maakte goed
|
return
(v)
(home)
|
terugkomen
(v)
(home)
|
returned
return
return
returned
returned
return
|
teruggekomen
komen terug
komt terug
kwamen terug
kwam terug
|
return
(v)
(objects)
|
terugbrengen
(v)
(objects)
|
returned
return
return
returned
returned
return
|
teruggebracht
brengt terug
brengen terug
bracht terug
brachten terug
|
return
(v)
(movement)
|
terugkeren
(n)
(v)
(movement)
|
returned
return
return
returned
returned
return
|
teruggekeerd
keert terug
keren terug
keerden terug
keerde terug
|
return
(v)
(objects)
|
terugbezorgen
(v)
(objects)
|
returned
return
return
returned
returned
return
|
terugbezorgd
bezorgen terug
bezorgt terug
bezorgde terug
bezorgden terug
|
return
(v)
(home)
|
thuiskomen
(v)
(home)
|
returned
return
return
returned
returned
return
|
thuisgekomen
komt thuis
komen thuis
kwamen thuis
kwam thuis
|