Past — English Dutch translation15 translations found

past (n) (employment) verleden (n) (n) (employment)
past (n) (time) verleden (n) (n) (time)
past (n) (military) verleden (n) (n) (military)
past (a) (event) voorbij (a) (event)
past (a) (time) vervlogen (a) (time)
past (a) (time) voorbij (a) (time)
past (a) (time) laatst (a) (time)
past (a) (event) laatst (a) (event)
past (a) (time) vorig (a) (time)
past (a) (event) vorig (a) (event)
past (o) (time) voorbij (o) (time)
past (o) (location) voorbij (o) (location)
past (o) (time) na (o) (time)
past (o) (possibility) boven (o) (possibility)
past (o) (time) later dan (o) (time)
Past examples32 examples found
a quarter past kwart na
brush past rakelings voorbijlopen
in the past voor deze tijd
in the past vroeger
in the past voorheen
march past paraderen
march past defileren
march-past parade
march-past défilé
past all reason tegen alle redelijkheid
past all reason onredelijk
past dispute zonder ook maar de geringste twijfel
past dispute ongetwijfeld
past dispute zonder enige twijfel
past dispute buiten kijf
past dispute zonder twijfel
past dispute stellig
past history verleden
past history voorgeschiedenis
past participle verleden deelwoord
past participle voltooid deelwoord
past perfect voltooid verleden tijd
past recall onmogelijk te herinneren
race past voorbijzoeven
race past voorbijzoemen
race past voorbijrazen
whiz past voorbijzoeven
whiz past voorbijzoemen
whiz past voorbijrazen
whizz past voorbijzoeven
whizz past voorbijzoemen
whizz past voorbijrazen
Translate Past into other languages
Translate past into German
Translate past into French
Translate past into Italian
Translate past into Spanish
Translate past into Portuguese
Translate past into Slovenian
Translate past into Polish
Translate past into Czech