Impose — translation English Dutch. Translate Impose into Dutch

impose (v) (punishment)	opleggen (n) (v) (punishment)
imposed impose impose imposed imposed impose	opgelegd legt op leggen op legde op legden op
impose (v) (rule)	opleggen (n) (v) (rule)
imposed impose impose imposed imposed impose	opgelegd legt op leggen op legde op legden op
impose (v) (enforce)	afdwingen (v) (enforce)
imposed impose impose imposed imposed impose	afgedwongen dwingen af dwingt af dwong af dwongen af
impose (v) (rule)	bevelen (v) (rule)
imposed impose impose imposed imposed impose	bevolen bevelen beveelt bevalen beval
impose (v) (enforce)	forceren (v) (enforce)
imposed impose impose imposed imposed impose	geforceerd forceren forceert forceerden forceerde
impose (v) (taxes)	heffen (v) (taxes)
imposed impose impose imposed imposed impose	geheven heffen heft hieven hief
impose (v) (enforce)	dwingen (v) (enforce)
imposed impose impose imposed imposed impose	gedwongen dwingen dwingt dwongen dwong
impose (v) (opinion)	opdringen (v) (opinion)
imposed impose impose imposed imposed impose	opgedrongen dringen op dringt op drongen op drong op
impose (v) (taxes)	opleggen (n) (v) (taxes)
imposed impose impose imposed imposed impose	opgelegd legt op leggen op legde op legden op

Impose examples5 examples found

Translate Impose into other languages

Impose — English Dutch translation9 translations found