distinguish
(v)
(characterize)
|
kenmerken
(v)
(characterize)
|
distinguished
distinguish
distinguish
distinguished
distinguished
distinguish
|
gekenmerkt
kenmerkt
kenmerken
kenmerkten
kenmerkte
|
distinguish
(v)
(characterize)
|
typisch zijn voor
(v)
(characterize)
|
distinguish
(v)
(distinction)
|
een onderscheid maken
(v)
(distinction)
|
distinguish
(v)
(distinction)
|
onderkennen
(v)
(distinction)
|
distinguished
distinguish
distinguish
distinguished
distinguished
distinguish
|
onderkend
onderkent
onderkennen
onderkenden
onderkende
|
distinguish
(v)
(distinction)
|
differentiëren
(v)
(distinction)
|
distinguish
(v)
(characterize)
|
karakteristiek zijn voor
(v)
(characterize)
|
distinguish
(v)
(distinction)
|
uit elkaar houden
(v)
(distinction)
|
distinguish
(v)
(characterize)
|
kenschetsen
(v)
(characterize)
|
distinguished
distinguish
distinguish
distinguished
distinguished
distinguish
|
gekenschetst
kenschetst
kenschetsen
kenschetsten
kenschetste
|
distinguish
(v)
(distinction)
|
onderscheiden
(v)
(distinction)
|
distinguished
distinguish
distinguish
distinguished
distinguished
distinguish
|
onderscheiden
onderscheidt
onderscheiden
onderscheidde
onderscheidden
|
distinguish
(v)
(characterize)
|
karakteriseren
(v)
(characterize)
|
distinguished
distinguish
distinguish
distinguished
distinguished
distinguish
|
gekarakteriseerd
karakteriseren
karakteriseert
karakteriseerden
karakteriseerde
|
distinguish
(v)
(characterize)
|
typeren
(v)
(characterize)
|
distinguished
distinguish
distinguish
distinguished
distinguished
distinguish
|
getypeerd
typeert
typeren
typeerde
typeerden
|