Date — translation English Dutch. Translate Date into Dutch

date (n) (books)	jaartal (n) (n) (books)
date (n) (love - woman)	afspraakje (f) (n) (love - woman)
date (n) (event)	jaartal (n) (n) (event)
date (n) (love)	afspraakje (f) (n) (love)
date (n) (love - man)	afspraakje (f) (n) (love - man)
date (n) (calendar)	datum (m) (n) (calendar)
date (n) (botany - fruit)	dadel (m) (n) (botany - fruit)
date (v) (love)	omgaan met (v) (love)
date (v) (person)	afspraakjes hebben (v) (person)
date (v) (love)	uitgaan met (v) (love)
date (v) (person)	uitgaan (v) (person)
dated date date dated dated date	uitgegaan gaat uit gaan uit ging uit gingen uit
date (v) (general)	dateren (v) (general)
dated date date dated dated date	gedateerd dateren dateert dateerden dateerde

Date examples29 examples found

blind date	afspraak tussen onbekende man en vrouw
bring someone up-to-date	iemand van het laatste nieuws op de hoogte stellen
bring up to date	bijwerken
date back	dateren uit
date back	stammen uit
due date	vervaltijd
go out on a date with	een afspraakje hebben met
go out on a date with	uitgaan met
have a date with	een afspraakje hebben met
have a date with	uitgaan met
make a date with	een afspraakje maken met
move to a later date	naar later verschuiven
move to a later date	schorten
move to a later date	opschorten
move to a later date	verschuiven
move to a later date	uitstellen
out-of-date	achterhaald
out-of-date	uit de tijd
out-of-date	verouderd
to date	tot nu toe
to date	tot op heden
up-to-date	ingelicht
up-to-date	op de hoogte
up-to-date	zeer modern
up-to-date	up-to-date
up-to-date	allernieuwst
up-to-date	allerlaatst
what date in	de hoeveelste
date of notice of dismissal	opzegdatum

Translate Date into other languages

Date — English Dutch translation12 translations found