Credit — English Dutch translation9 translations found

credit (n) (accounting) creditzijde (m) (n) (accounting)
credit (n) (trade) krediet (n) (n) (trade)
credit (n) (confidence) vertrouwen (n) (n) (confidence)
credit (n) (confidence) geloof (n) (n) (confidence)
credit (n) (accounting) credit (n) (n) (accounting)
credit (n) (banking) kredietwaardigheid (f) (n) (banking)
credit (v) (banking) crediteren (v) (banking)
credit (v) (general) crediteren (v) (general)
credit (v) (general) toeschrijven (v) (general)
Credit examples25 examples found
grant extended credit kredietverlenging verlenen
be to one's credit iemand tot lof strekken
be to one's credit iemand tot eer zijn
be to one's credit iemand eer aandoen
be to one's credit iemand tot eer strekken
be to one's credit iemand sieren
bring credit on tot eer strekken van
buy on credit kopen op afbetaling
credit card betaalkaart
credit card kredietkaart
credit card credit card
credit rating kredietwaardigheid
credit side creditzijde
credit side credit
extend credit krediet verlenen
get credit for erkenning krijgen voor
give credit for erkennen
give credit to geloof hechten aan
give no credit to geen geloof hechten aan
give no credit to verdenken
give no credit to wantrouwen
give no credit to betwijfelen
letter of credit kredietbrief
reflect credit on tot eer strekken van
take the credit for met de eer gaan strijken
Translate Credit into other languages
Translate credit into German
Translate credit into French
Translate credit into Italian
Translate credit into Spanish
Translate credit into Portuguese
Translate credit into Slovenian
Translate credit into Polish
Translate credit into Czech