Cash — translation English Dutch. Translate Cash into Dutch

cash (n) (money)	gereed geld (n) (n) (money)
cash (n) (money)	cash (m) (n) (money)
cash (n) (money)	contant geld (n) (n) (money)
cash (n) (money)	baar geld (n) (n) (money)
cash (a) (money)	contant (a) (money)
cash (v) (banking)	innen (v) (banking)
cashed cash cash cashed cashed cash	geïnd innen int inde inden
cash (v) (banking)	incasseren (v) (banking)
cashed cash cash cashed cashed cash	geïncasseerd incasseren incasseert incasseerden incasseerde
cash (v) (banking)	omwisselen in contanten (v) (banking)
cash (v) (banking)	inwisselen (v) (banking)
cashed cash cash cashed cashed cash	ingewisseld wisselt in wisselen in wisselde in wisselden in
cash (v) (banking)	verzilveren (v) (banking)
cashed cash cash cashed cashed cash	verzilverd verzilveren verzilvert verzilverde verzilverden
cash (o) (payment)	contant (o) (payment)

Cash examples29 examples found

cash flow	kasstroom
cash flow	cash flow
cash in	inwisselen
cash in	verzilveren
cash in	innen
cash in	omwisselen in contanten
cash in	incasseren
cash in on	profiteren van
cash in on	munt slaan uit
cash register	kasregister
cash register	kassa
cash-and-carry	zelfbedieningsgroothandel
cash-and-carry	cash and carry
cash-and-carry store	zelfbedieningsgroothandel
cash-and-carry store	cash and carry
cash-rich	bemiddeld
cash-rich	welvarend
cash-rich	welgesteld
cash-rich	kapitaalkrachtig
hard cash	baar geld
hard cash	gereed geld
hard cash	contant geld
hard cash	cash
petty cash	kleine kas
receive cash for	inwisselen
receive cash for	verzilveren
receive cash for	innen
receive cash for	omwisselen in contanten
receive cash for	incasseren

Translate Cash into other languages

Cash — English Dutch translation11 translations found