Buzz — translation English Dutch. Translate Buzz into Dutch

buzz (n) (sound)	gezoem (n) (n) (sound)
buzz (n) (bee)	gegons (n) (n) (bee)
buzz (n) (voices)	gegons (n) (n) (voices)
buzz (n) (bee)	gonzen (n) (n) (bee)
buzzed buzz buzz buzzed buzzed buzz	gegonsd gonzen gonst gonsden gonsde
buzz (n) (sound)	gebrom (n) (n) (sound)
buzz (n) (sound)	zoemen (n) (n) (sound)
buzzed buzz buzz buzzed buzzed buzz	gezoemd zoemen zoemt zoemde zoemden
buzz (n) (telephone)	belletje (n) (n) (telephone)
buzz (n) (telephone)	telefoontje (n) (n) (telephone)
buzz (n) (voices)	geroezemoes (n) (n) (voices)
buzz (n) (bee)	gezoem (n) (n) (bee)
buzz (n) (bee)	zoemen (n) (n) (bee)
buzzed buzz buzz buzzed buzzed buzz	gezoemd zoemen zoemt zoemde zoemden
buzz (v) (telephone)	telefoneren (v) (telephone)
buzzed buzz buzz buzzed buzzed buzz	getelefoneerd telefoneren telefoneert telefoneerde telefoneerden
buzz (v) (telephone)	bellen (v) (telephone)
buzzed buzz buzz buzzed buzzed buzz	gebeld belt bellen belden belde
buzz (v) (sound)	zoemen (n) (v) (sound)
buzzed buzz buzz buzzed buzzed buzz	gezoemd zoemen zoemt zoemde zoemden
buzz (v) (telephone)	opbellen (v) (telephone)
buzzed buzz buzz buzzed buzzed buzz	opgebeld belt op bellen op belde op belden op

Buzz examples7 examples found

Translate Buzz into other languages

Buzz — English Dutch translation15 translations found