Bother — translation English Dutch. Translate Bother into Dutch

bother (n) (problem)	beslommering (f) (n) (problem)
bother (n) (problem)	kopzorg (m) (n) (problem)
bother (n) (problem)	zorg (m) (n) (problem)
bother (v) (behavior)	plagen (v) (behavior)
bothered bother bother bothered bothered bother	geplaagd plaagt plagen plaagden plaagde
bother (v) (behavior)	ergeren (v) (behavior)
bothered bother bother bothered bothered bother	geërgerd ergert ergeren ergerden ergerde
bother (v) (person)	lastigvallen (v) (person)
bothered bother bother bothered bothered bother	lastiggevallen valt lastig vallen lastig vielen lastig viel lastig
bother (v) (emotional condition)	hinderen (n) (v) (emotional condition)
bothered bother bother bothered bothered bother	gehinderd hindert hinderen hinderde hinderden
bother (v) (emotional condition)	ergeren (v) (emotional condition)
bothered bother bother bothered bothered bother	geërgerd ergert ergeren ergerden ergerde
bother (v) (general)	zich de moeite geven (v) (general)
bother (v) (behavior)	lastig vallen (v) (behavior)
bother (v) (behavior)	embêteren (v) (behavior)
bother (v) (general)	de moeite nemen (v) (general)
bother (v) (behavior)	pesten (v) (behavior)
bothered bother bother bothered bothered bother	gepest pesten pest pestte pestten
bother (v) (emotional condition)	dwarszitten (v) (emotional condition)
bothered bother bother bothered bothered bother	dwarsgezeten zit dwars zitten dwars zaten dwars zat dwars

Bother examples6 examples found

Translate Bother into other languages

Bother — English Dutch translation14 translations found