Shock — translation English Dutch. Translate Shock into Dutch

shock (n) (automobiles)	schokbreker (m) (n) (automobiles)
shock (n) (automobiles)	schokdemper (m) (n) (automobiles)
shock (n) (feelings)	schok (m) (n) (feelings)
shock (n) (explosion)	schok (m) (n) (explosion)
shock (n) (medicine)	shock (m) (n) (medicine)
shock (v) (feelings)	ontredderen (v) (feelings)
shocked shock shock shocked shocked shock	ontredderd ontredderen ontreddert ontredderde ontredderden
shock (v) (feelings)	verbijsteren (v) (feelings)
shocked shock shock shocked shocked shock	verbijsterd verbijsteren verbijstert verbijsterde verbijsterden
shock (v) (feelings)	ontzetten (v) (feelings)
shocked shock shock shocked shocked shock	ontzet ontzet ontzetten ontzette ontzetten
shock (v) (feelings)	ontstellen (v) (feelings)
shocked shock shock shocked shocked shock	ontsteld ontstelt ontstellen ontstelden ontstelde
shock (v) (feelings)	schokken (n) (v) (feelings)
shocked shock shock shocked shocked shock	geschokt schokken schokt schokte schokten
shock (v) (feelings)	shockeren (v) (feelings)
shocked shock shock shocked shocked shock	geshockeerd shockeren shockeert shockeerden shockeerde

Shock examples9 examples found

Translate Shock into other languages

Shock — English Dutch translation11 translations found