Place — English Dutch translation10 translations found

place (n) (employment) ambt (n) (n) (employment)
place (n) (classification) plaats (m) (n) (classification)
place (n) (employment) positie (f) (n) (employment)
place (n) (location) plek (m) (n) (location)
place (n) (sit down) plaats (m) (n) (sit down)
place (n) (employment) betrekking (f) (n) (employment)
place (n) (location) plaats (m) (n) (location)
place (v) (objects) plaatsen (v) (objects)
place (v) (objects) leggen (n) (v) (objects)
place (v) (objects) zetten (v) (objects)
Place examples41 example found
all over the place door elkaar
all over the place in alle richtingen
at that place op die plaats
at that place aldaar
at that place daar
at that place ginds
at that place ginder
in place of in plaats van
place apart met tussenruimten plaatsen
place apart uit elkaar plaatsen
place confidence in vertrouwen stellen in
place mat onderleggertje
place of interest bezienswaardigheid
place on a throne op de troon zetten
place on a throne kronen
place to stay onderdak
place to stay logies
place to stay logement
place trust in vertrouwen stellen in
polling place stemlokaal
put in place op de juiste plaats zetten
put in place plaatsen
take place zich voordoen
take place plaatsgrijpen
take place geschieden
take place tot stand komen
take place gebeuren
take place plaatshebben
take place plaatsvinden
this place deze plaats
this place dit
to that place daar naartoe
to that place daarheen
to that place daar
watering place wed
watering place drenkplaats
watering place waterplaats
watering place kroeg
watering place café
watering place pub
watering place bar
Translate Place into other languages
Translate place into German
Translate place into French
Translate place into Italian
Translate place into Spanish
Translate place into Portuguese
Translate place into Slovenian
Translate place into Polish
Translate place into Czech