mean
(n)
(mathematics)
|
gemiddelde
(n)
(n)
(mathematics)
|
mean
(n)
(mathematics)
|
gemiddelde waarde
(f)
(n)
(mathematics)
|
mean
(a)
(behavior)
|
onaangenaam
(a)
(behavior)
|
mean
(a)
(answer)
|
kattig
(a)
(answer)
|
mean
(a)
(answer)
|
vinnig
(a)
(answer)
|
mean
(a)
(behavior)
|
kwaadaardig
(a)
(behavior)
|
mean
(a)
(behavior)
|
gemeen
(a)
(behavior)
|
mean
(a)
(answer)
|
snibbig
(a)
(answer)
|
mean
(a)
(behavior)
|
slecht
(a)
(behavior)
|
mean
(a)
(behavior)
|
verachtelijk
(a)
(behavior)
|
mean
(v)
(importance)
|
betekenen
(v)
(importance)
|
meant
mean
mean
meant
meant
mean
|
betekend
betekenen
betekent
betekenden
betekende
|
mean
(v)
(omen)
|
beloven
(v)
(omen)
|
meant
mean
mean
meant
meant
mean
|
beloofd
beloven
belooft
beloofde
beloofden
|
mean
(v)
(omen)
|
betekenen
(v)
(omen)
|
meant
mean
mean
meant
meant
mean
|
betekend
betekenen
betekent
betekenden
betekende
|
mean
(v)
(purpose)
|
bedoelen
(v)
(purpose)
|
meant
mean
mean
meant
meant
mean
|
bedoeld
bedoelen
bedoelt
bedoelde
bedoelden
|
mean
(v)
(meaning)
|
doelen op
(v)
(meaning)
|
mean
(v)
(purpose)
|
bestemmen
(v)
(purpose)
|
meant
mean
mean
meant
meant
mean
|
bestemd
bestemt
bestemmen
bestemden
bestemde
|
mean
(v)
(meaning)
|
beduiden
(v)
(meaning)
|
meant
mean
mean
meant
meant
mean
|
beduid
beduidt
beduiden
beduidden
beduidde
|
mean
(v)
(omen)
|
beduiden
(v)
(omen)
|
meant
mean
mean
meant
meant
mean
|
beduid
beduidt
beduiden
beduidden
beduidde
|
mean
(v)
(omen)
|
voorspellen
(n)
(v)
(omen)
|
meant
mean
mean
meant
meant
mean
|
voorspeld
voorspellen
voorspelt
voorspelde
voorspelden
|
mean
(v)
(importance)
|
belang hebben
(v)
(importance)
|
mean
(v)
(meaning)
|
betekenen
(v)
(meaning)
|
meant
mean
mean
meant
meant
mean
|
betekend
betekenen
betekent
betekenden
betekende
|
mean
(v)
(meaning)
|
bedoelen
(v)
(meaning)
|
meant
mean
mean
meant
meant
mean
|
bedoeld
bedoelen
bedoelt
bedoelde
bedoelden
|